Verdeling: Wonen

Wonen gaat over de woonsituatie van mensen. Een woning biedt onderdak, veiligheid, privacy en persoonlijke ruimte. Een goed en betaalbaar huis in een prettige buurt met toegang tot verschillende diensten draagt bij aan de kwaliteit van leven. Daarbij gaat het om sociale cohesie in de buurt, buurtvoorzieningen, maar ook om kenmerken van de woning zelf en de betaalbaarheid van wonen. De verschillen tussen bevolkingsgroepen worden gemeten met de mediane woonquote. Deze beschrijft het percentage van het inkomen dat besteed wordt aan wonen; de helft van de huishoudens geeft maximaal dit percentage van hun inkomen uit aan woonlasten. De woonlasten omvatten het totale bedrag aan woonkosten, zoals huur- of hypotheeklasten maar ook alle bijkomende woonuitgaven zoals onroerendezaakbelasting, premies voor woonverzekeringen, rioolrechten, gas, water en elektra. Hoe lager het aandeel van het inkomen dat men aan wonen besteedt, hoe gunstiger.

  • Het deel van het inkomen dat besteed wordt aan wonen, de woonquote, is relatief hoog voor de leeftijdsgroepen tot 35 jaar en 75-plussers, referentiepersonen met basisonderwijs of een vmbo-diploma en voor huishoudens waarvan de referentiepersoon zelf of de ouders in een land buiten Europa geboren zijn.
  • Voor huishoudens met een referentiepersoon tussen de 45 en 65 jaar, met een hbo- of universitair diploma of daarmee vergelijkbaar of is geboren in Nederland met ouders die dat beiden ook zijn, ligt de woonquote relatief laag.
  • De woonquote was in 2023 een stuk lager dan in 2019. Deze ontwikkeling is met name te zien in de groep met de lagere inkomens.

Woonquote

Situatie in 2023

In januari 2023 had de helft van de huishoudens een woonquote tot 20,8 procent en de andere helft een quote van 20,8 procent of meer.

  • De hoogte van de woonquote hangt samen met de leeftijd van de referentiepersoon. Als deze 35 jaar of jonger is, dan is de woonquote relatief hoog. Dit geldt ook voor 75-plussers. Voor de leeftijdsgroepen tussen 45 en 65 jaar ligt de woonquote juist relatief laag.
  • Ook het onderwijsniveau is gerelateerd aan de hoogte van de woonquote. Huishoudens met een referentiepersoon die basisonderwijs of een vmbo-diploma heeft, hebben een relatief hoge woonquote. Hbo- of universitair geschoolden hebben een relatief laag aandeel van het inkomen dat aan wonen wordt besteed.
  • De mediane woonquote is relatief hoog voor huishoudens waarvan de referentiepersoon zelf of de ouders in een land buiten Europa geboren zijn.

De kenmerken leeftijd, onderwijsniveau en herkomst hangen samen. Als rekening wordt gehouden met deze samenhang  blijft overeind dat huishoudens van referentiepersonen tussen 55 en 65 jaar vaker een lagere woonquote hebben dan de jongste en alleroudste groepen. Ook blijft gelden dat een lage woonquote vaker voorkomt bij huishoudens waarvan de referentiepersoon hbo- of universitair geschoold is dan bij huishoudens waarvan de referentiepersoon basisonderwijs of een vmbo-diploma heeft. Ook blijft staan dat huishoudens met een referentiepersoon die zelf geboren is in Nederland en waarvan de ouders dat ook zijn vaker een relatief laag aandeel van hun inkomen kwijt zijn aan woonlasten.

Veranderingen tussen 2019 en 2023

De mediane woonquote was in 2023 lager dan in 2019. Deze ontwikkeling is met name te zien bij huishoudens met referentiepersonen tussen 35 en 45 jaar en in de populatie met de lagere inkomens. Die laatste zijn veelal huishoudens met referentiepersonen met een vmbo-diploma of daarmee verglijkbaar en huishoudens waarvan de referentiepersonen zelf buiten Nederland geboren zijn. Deze daling van de woonquote bij groepen huishoudens aan de onderkant van de inkomensverdeling houdt mede verband met cumulerende maatregelen ter compensatie van de hoge inflatie. Zo ging het minimumloon in 2023 omhoog en hieraan gekoppeld ook de bijstandsuitkering en de AOW-uitkering. Daarnaast werden kindgebonden budget en zorgtoeslag extra verhoogd en werd de energietoeslag voor de laagste inkomens gecontinueerd.

Relevante links