SDG 1 Geen armoede
- De financiële middelen van huishoudens nemen toe.
- De armoede neemt af en is laag vergeleken met andere EU-landen.
- Het aandeel huishoudens met problematische schulden neemt trendmatig toe.
Het dashboard en de indicatoren
Middelen en mogelijkheden
in EU
in 2023
in EU
in 2023
Uitkomsten
in EU
in 2024
in EU
in 2024
in EU
in 2024
Beleving
Thema | Indicator | Waarde | Trend | Positie in EU | Positie op EU-ranglijst |
---|---|---|---|---|---|
Middelen en mogelijkheden | Gemiddeld besteedbaar inkomen | € 38 300 per huishouden (gestandaardiseerd, in prijzen 2023) in 2023 | stijgend (stijging brede welvaart) | 5e van 27 in 2023 | bovenste kwart van de ranglijst |
Middelen en mogelijkheden | Mediaan besteedbaar inkomen | € 34 000 per huishouden (gestandaardiseerd, in prijzen 2023) in 2023 | stijgend (stijging brede welvaart) | 5e van 27 in 2023 | bovenste kwart van de ranglijst |
Middelen en mogelijkheden | Mediane koopkrachtontwikkeling | 0,3% verandering van koopkracht in 2023 | |||
Middelen en mogelijkheden | Mediaan vermogen van huishoudens | € 133 300 per huishouden (prijzen 2023), op 1 januari 2023 | stijgend (stijging brede welvaart) | ||
Uitkomsten | Risico op armoede of sociale uitsluiting | 15,4% van de bevolking in 2024 | dalend (stijging brede welvaart) | 3e van 14 in 2024 | bovenste kwart van de ranglijst |
Uitkomsten | Dakloze mensen | 30 van elke 10 000 inwoners (18-64) hadden geen woonruimte in 2024 | |||
Uitkomsten | Relatieve armoede | 12,1% van de bevolking leeft onder Europese armoedegrens (60% mediane inkomen) in 2024 | 4e van 14 in 2024 | bovenste kwart van de ranglijst | |
Uitkomsten | Inkomenstekort | 17,3% verschil tussen EU-armoedegrens en mediane inkomen armen in 2024 | 3e van 14 in 2024 | bovenste kwart van de ranglijst | |
Uitkomsten | Arme kinderen | 3,6% maakt deel uit van een arm gezin in 2023 | dalend (stijging brede welvaart) | ||
Uitkomsten | Langdurig armen | 1,0% maakt deel uit van een huishouden dat 3 jaar of meer arm is in 2023 | dalend (stijging brede welvaart) | ||
Uitkomsten | Geregistreerde problematische schulden | 8,9% van alle huishoudens heeft problematische schulden op 1 januari in 2024 | stijgend (daling brede welvaart) | ||
Beleving | Zorgen over financiële toekomst | 26,1% van de bevolking van 18+ maakt zich veel zorgen in 2024 |
Uitleg dashboard, kleuren en noten
Middelen en mogelijkheden hebben betrekking op de financiële middelen die mensen tot hun beschikking hebben en de eventuele ondersteuning daarbij. Voor de beschikbare financiële middelen wordt gekeken naar inkomen, vermogen, en naar de ontwikkeling van de koopkracht. De beschikbare financiële middelen zijn gecorrigeerd voor prijsveranderingen, gebaseerd op het prijspeil in 2023.
Het gemiddeld gestandaardiseerd besteedbaar inkomen per huishouden neemt toe en kwam in 2023 uit op 38 300 euro. Ook de trend van de mediaan van het besteedbaar inkomen is stijgend. Mediaan houdt in dat de helft van de huishoudens minder dan dit bedrag aan inkomen heeft, en de andere helft juist meer. De mediaan (34 000 euro in 2023) ligt onder het gemiddelde, omdat de zeer hoge inkomens het gemiddelde omhoog trekken. Nederland heeft bij beide indicatoren een positie bovenin de EU-ranglijst.
Het vermogen heeft een stijgende trend. Op 1 januari 2023 bedroeg het mediane vermogen van Nederlandse huishoudens 133 300 euro. Het mediane vermogen ligt wel lager dan op 1 januari 2022 toen het 144 500 euro bedroeg. Dit is de eerste keer dat er een daling heeft plaatsgevonden sinds 2014. De daling komt met name door de daling van de huizenprijzen. Ook de instroom van Oekraïners speelt een rol. Deze groep heeft nauwelijks tot geen (in Nederland geregistreerd) vermogen.
In 2023 steeg de koopkracht van de Nederlandse bevolking in doorsnee met 0,3 procent. Deze stijging vond plaats na een daling van 1,1 procent in 2022. De koopkrachtontwikkeling is niet gelijk verdeeld. Voor de tien procent van de huishoudens met de laagste inkomens was er een grotere stijging van de koopkracht van 1,7 procent, terwijl er voor de tien procent huishoudens met de hoogste inkomens juist een daling van de koopkracht plaatsvond met 1,5 procent. Huishoudens met lagere inkomens hadden in 2023 meer voordeel van koopkrachtverhogende maatregelen. Zo ging per 1 januari 2023 het minimumloon omhoog, en daarmee ook de bijstandsuitkeringen en de AOW-uitkeringen. Huishoudens met weinig inkomen ontvingen ook meer zorgtoeslag en er werd een energietoeslag uitgekeerd naast het prijsplafond voor energie.
Gebruik betreft het gebruik van de financiële middelen die mensen tot hun beschikking hebben en van verschillende vormen van ondersteuning. Er zijn voor deze categorie geen indicatoren die voldoen aan de kwaliteitseisen van deze publicatie.
Uitkomsten hebben betrekking op mensen in die in armoede leven en op de toegang tot basisbehoeften, zoals veilige en betaalbare zelfstandige woonruimte. Er zijn verschillende definities van armoede. Het mondiale SDG-doel van 2,15 dollar per persoon per dag (in prijzen van 2017) is voor de Nederlandse context veel te laag en daarom niet relevant. Voor Nederland wordt gebruik gemaakt van twee benaderingen. De eerste, nationale, benadering betreft een nieuwe methode die uitgaat van een armoedegrens die aansluit bij de situatie in Nederland. In 2024 is een nieuwe armoedemeting geïntroduceerd door het CBS, Nibud en SCP. Deze vervangt de eerdere armoedemetingen. Volgens deze nieuwe meting is een huishouden arm als na het betalen van de woon-, energie- en zorglasten te weinig inkomen en direct te besteden vermogen overblijft voor andere basisbehoeften. De tweede benadering betreft de Europese methode, die uitgaat van relatieve armoede, en die internationale vergelijking mogelijk maakt. Deze armoedegrens is bedoeld om het deel van de bevolking in kaart te brengen dat risico loopt op armoede. Deze grens is in deze monitor gezet op 60 procent van het mediane inkomen van de gehele bevolking.
Volgens de nieuwe Nederlandse methode neemt de armoede af. In 2023 leefde 3,1 procent van de bevolking in armoede. Ook het aandeel mensen dat drie jaar of meer in een arm huishouden leeft daalt en komt in 2023 uit op 1,0 procent. Dit komt neer op 173 duizend mensen. Deze ontwikkeling kwam onder andere door inkomensondersteunende maatregelen. Het aandeel minderjarige kinderen in een arm gezin neemt ook af en is in 2023 gelijk aan 3,6 procent. In 2018, het begin van deze nieuwe armoedereeks, was dit nog 8,6 procent. Het aandeel is gedaald maar er leefden in 2023 nog steeds 115 duizend kinderen in een arm gezin.
De Europese methode laat zien dat het risico op armoede of sociale uitsluiting laag is in Nederland vergeleken met andere EU-landen. Het aandeel van de Nederlandse bevolking dat kampt met meerdere financiële beperkingen, risico loopt op armoede, of leeft in een huishouden met weinig of geen werk, is relatief klein en neemt af. Het ging in 2024 om 15,4 procent van de bevolking. Dat zijn 2,7 miljoen mensen. Het aandeel van de bevolking in huishoudens die moeten leven van een inkomen dat minder is dan 60 procent van het mediane besteedbaar inkomen in Nederland (het armoederisico volgens de Europese armoededefinitie) betrof in 2024 12,1 procent. Vergeleken met andere EU-landen is dat laag. Het inkomenstekort was in 2024 17,3 procent. Deze indicator geeft de intensiteit van de armoede weer. Ze wordt berekend door de afstand tussen de Europese armoedegrens en het mediane inkomen van huishoudens met een armoederisico te meten, uitgedrukt als percentage van de armoedegrens.
Het aandeel huishoudens dat geregistreerde problematische schulden heeft neemt toe. Op 1 januari 2024 was het opgelopen tot 8,9 procent van de huishoudens. Onderliggend hieraan zijn meer huishoudens die kampen met een openstaande schuld bij de Belastingdienst. Deze stopte in verband met de coronacrisis eind 2020 tijdelijk met het invorderen van toeslagen en begin 2021 met het invorderen van overige aanslagen. Dit had als gevolg dat vorderingen en aanslagen langer open bleven staan dan voorheen. In 2022 werd het invorderen van deze schulden hervat.
In januari 2024 sliepen 30 van elke 10 duizend inwoners van 18 tot en met 64 jaar op straat, in laagdrempelige opvang of tijdelijk bij familie of vrienden. Ruim 80 procent hiervan was man en 32 procent van de dakloze mensen bevond zich in een van de vier grote steden (Rotterdam, Amsterdam, Den Haag of Utrecht). Hierin is de afgelopen jaren weinig veranderd.
Beleving gaat over de ervaren financiële situatie en of mensen zich zorgen maken over hun financiële toekomst. In 2024 nam het aandeel van de bevolking dat zich veel zorgen maakt over de financiële toekomst af tot 26,1 procent. Vanaf het begin van de meting in 2013 daalde dit percentage, naar 22,5 procent in 2021. Daarna steeg het naar bijna 29 procent in 2022 en 2023. Ondanks de afname in 2024 is het deel van de bevolking dat zich veel zorgen maakt nog altijd groter dan in 2021. De CPB-raming over verbeterde koopkracht en het minder negatieve consumentenvertrouwen in 2024 sluiten aan bij de afname van de groep die zich zorgen maakt.