Handel en hulp

Handel en hulp gaat over de manieren waarop Nederland verbonden is met het buitenland. De brede welvaart in andere landen wordt beïnvloed door handel en ontwikkelingssamenwerking en door het geld dat mensen vanuit Nederland overmaken aan familie en vrienden in het buitenland.

  • De Nederlandse invoer komt voor het grootste deel uit hoge- en hogemiddeninkomenslanden.
  • Nederland heeft de OESO-norm voor ontwikkelingshulp gehaald in 2023.

Brede welvaart 'elders'

Handel en hulp

€ 60
per inwoner (constante prijzen 2020) in 2024
Invoer van goederen uit lageinkomenslanden F)
€ 1 338
per inwoner (constante prijzen 2020) in 2024
Invoer van goederen uit lagemiddeninkomenslanden F)
€ 4 891
per inwoner (constante prijzen 2020) in 2024
Invoer van goederen uit hogemiddeninkomenslanden F)
€ 16 595
per inwoner (constante prijzen 2020) in 2024
Invoer van goederen uit hogeinkomenslanden F)
0,7%
van het bruto nationaal inkomen in 2023
6e
van 27
in EU
in 2023
Ontwikkelingshulp
1,5%
van het bbp in 2023
7e
van 27
in EU
in 2023
Overdrachten
Brede welvaart 'elders'
Thema Indicator Waarde Trend Positie in EU Positie op EU-ranglijst
Handel en hulp Invoer van goederen uit lageinkomenslanden F) € 60 per inwoner (constante prijzen 2020) in 2024
Handel en hulp Invoer van goederen uit lagemiddeninkomenslanden F) € 1 338 per inwoner (constante prijzen 2020) in 2024
Handel en hulp Invoer van goederen uit hogemiddeninkomenslanden F) € 4 891 per inwoner (constante prijzen 2020) in 2024
Handel en hulp Invoer van goederen uit hogeinkomenslanden F) € 16 595 per inwoner (constante prijzen 2020) in 2024
Handel en hulp Ontwikkelingshulp 0,7% van het bruto nationaal inkomen in 2023 6e van 27 in 2023 bovenste kwart van de ranglijst
Handel en hulp Overdrachten 1,5% van het bbp in 2023 7e van 27 in 2023 bovenste kwart van de ranglijst
  

Uitleg dashboard, kleuren en noten

Met de invoer van goederen heeft Nederland invloed op banen en inkomens in andere landen. In dit thema, Handel en hulp, wordt deze invloed positief geïnterpreteerd: meer invoer betekent meer banen en hogere inkomens. Het is echter niet bekend om wat voor banen het gaat en welke maatschappelijke en ecologische effecten de economische activiteiten hebben. Deze effecten worden voor een deel gemeten in het thema Milieu en grondstoffen.

Om een indruk te geven waar de effecten gevoeld worden, zijn de landen waarmee Nederland handelt ingedeeld in vier groepen: lageinkomenslanden, lagemiddeninkomenslanden, hogemiddeninkomenslanden en hogeinkomenslanden. Deze indeling is gemaakt door de Wereldbank en is gebaseerd op het bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking van een land. De invoerwaarde is voor prijsveranderingen gecorrigeerd, alle bedragen zijn uitgedrukt in prijzen van het jaar 2020.

De invoer van goederen uit de vier groepen landen is redelijk stabiel. Alleen de invoer uit lageinkomenslanden is in het meest recente jaar gestegen (met 3,6 procent). Meer dan 70 procent van het volume van de goedereninvoer komt uit hogeinkomenslanden en iets meer dan 20 procent uit hogemiddeninkomenslanden. Hier komen dus ook de effecten op banen en inkomens terecht. Slechts 0,3 procent van de goedereninvoer komt uit lageinkomenslanden.

Ontwikkelingshulp en inkomensoverdrachten dragen op een vergelijkbare manier bij aan de brede welvaart van mensen elders in de wereld. In 1970 kwamen VN-leden overeen jaarlijks 0,7 procent van hun bruto nationaal inkomen (bni) aan ontwikkelingssamenwerking te besteden (de OESO-norm). Ontwikkelingshulp bedroeg in 2023 0,7 procent van het bni. Daarmee stond Nederland aan de bovenkant van de EU-ranglijst (6e van de 27 landen). De andere landen die de OESO-norm halen zijn Denemarken, Duitsland, Ierland, Luxemburg en Zweden. De inkomensoverdrachten door mensen die in Nederland wonen (ingezetenen) aan mensen die in andere landen wonen (niet-ingezetenen) bedroegen 1,5 procent van het bbp. Ook hierbij stond Nederland in 2023 aan de bovenkant van de EU-ranglijst (7e van de 27 landen). De feitelijke effecten op brede welvaart ‘elders’ hangen af van de manier waarop de ontvanger het geld besteedt. De aanname is dat ontwikkelingshulp en inkomensoverdrachten een positieve bijdrage leveren aan de bestaansmogelijkheden in de ontvangende landen.